Last updated: 29 Aug, 2024

Poetry in Auroville: Benny

Benny was born in 1949 and  started reading Sri Aurobindo, Mother and Satprem in his early twenties. Originally from Holland, he has been living for many years in a remote valley in France, which inspired him to write poetry -in Dutch, his mother tongue- of which a selection is reproduced below. 
He arrived in Auroville in 1998 and readily found a place to work in the cheese farm 'La Ferme Cheese', which he is co-managing since 2009.


goudvis

ik had God kunnen zijn
een pad ook of een hermelijn

maar ik ben Dat
wat is en Dat wat niet is
anders ben ik niet

maar ik bedrieg en ken alleen
het mom dat ophoudt
bij een wieg, een steen,
zoals de kom voor deze goudvis heel
het universum is


vlucht

als in een toren, hoog en rank,
een omloop boven, daar de klank
al-een te horen, -uitzicht
halverwege op een plein
waar mensen gelijk mieren zijn,
niet wetend in hun zwaar gewicht
dat storm onder het wolkendak niet
bij de stilte kan van deze plek

mijn hart, ontketend van de grond,
onwetend wat in zwart
geschreven stond,
ontvlamde, in haar gloed
spande een boog:
een pijl ging lichtgevoet,
gevleugeld, bijna hoor ik hoe ze vloog:
een vogel die, één vleugelslag,
de hemel kliefde en je zag
nog hoe ze omkeek, zonder spoor ..
o liefde

geen vogel leek teruggekeerd
van deze hoogste vlucht waar ongedeerd
en in de zon een hemelblik verblijven kon

maar het geheim in zwart,
wie heeft het hier in
zonnelicht ontward

verloren sleutel, ergens boven
in een klucht waaronder snel
de hemellichten doven


beeld

in helder water, schittrend
in de zon, dat speels
zijn weg vindt uit de
lavende bron,
zoek ik mijn beeld

traag is het water en vertroebeld,
zo veel later in een stroom;
daar sta ik en gedwee
heb ik mijn droom
verankerd, voor
het wegstroomt in de zee


teugels

als slinger, met haar veerkracht,
tikt het leven weg;
gestoken aan een vinger, even,
of als gok gedijt het, tot het
trouw haar noodlot treft;
als keuze, spijt,
te snel beseft,
als leuze, pijnlijk blootgelegd,
als groei wordt het, na bloei
in graven bijgezet

als vleugels in hun vogelvlucht
met teugels zijn gevangen
in hun eigen lucht ...


spoor

het wentelt voort,
zwaar, moeizaam en
diep in een sleuf
gezogen; in de voor, met
welke botte kracht ervoor
treft het geen blaam,
het is niet moe, het
kijkt niet, weet niet hoe
het span ooit kan verbreken

wie staat op,
dwars op het spoor,
hoort met een ander oor?
de stilte is ondraaglijk en
het wiel verplettert almaar door


kracht

roerloos als een boom te staan, scherp
afgetekend; in de lucht zacht
mee met de wind te gaan, - een zucht; met
kracht zoals de storm heeft, zie hoe ver
zijn veerkracht meegeeft en dan, kaal,
zijn vrucht gegeven, - het laatste
herfstblad trilt nog even,
te verstillen, helemaal


dans

is dit een dans, dan
die van Shiva's
bloemenkrans voorbij
het sterrendak bewogen
als een vogeltrek

geen weifeling in
ogen waarin hemelen
gaan, glashelder
welt een zoete
traan, vergoten voor
een sterveling, geknakte
bloem, verduistering

in dans ontmoet,
wat is verloren?
groet het kind dat,
daar geboren, lacht
en het geheim dat
schitterend in zijn
zonne-ogen, wacht


herfstblad

wanneer jou de
levenskracht loslaat,
terug naar het zacht
pulserend hart gaat,
o herfstblad,
wees dan de boom, zie:
leven en dood, een
ritme zo groot en verlaat
de vergankelijke bladerenzoom

reik verder, herboren; jij zag,
hoog aan een nieuwe tak,
nooit nog tevoren
het eineindig wijd hemeldak

boom uit één zaad, hoe het
één blad vergaat ...